Biografische aantekening over Goswinus Coenaerts, pastoor van Nunhem 1653-1670

Goswinus Coenaerts wordt op 17 juni 1653 benoemd als pastoor van Nunhem. Ruim 17 jaar later op 11 december 1670 volgt zijn benoeming in Haelen als opvolger van dan overleden Godefridus Nijskens, die negen maanden eerder door de aartsdiaken van Kempenland benoemd was als pastoor van Haelen (13 maart 1670). Coenaerts blijft pastoor van Halen tot 1673. Goswinus Coenarts en de eveneens in 1653 nieuw benoemde proost van Keizerbos Martinus Puteanus sluiten op 12 augustus 1656 een akkoord betreffende de zogenoemde goddelijke diensten, die Coenaerts als pastoor van Nunhem heeft te verrichten in de kerk van Keizerbos tot intentie van de proost. In ruil voor het gebruik van de tienden in Nunhem en in Horn die door de pastoors van Nunhem altijd gebruikt zijn voor hun portio congrua (pastoorssalaris) zal de proost van Keizerbos jaarlijks 100 dukaten uit betalen aan de Nunhemse pastoor. Coenaerts zal bovendien de drie missen die hij wekelijks te Keizerbos moest komen doen tot intentie van de proost, voortaan in de parochiekerk van Nunhem kunnen lezen. Later blijkt Coenaerts toch wel enige spijt van zijn transactie met de proost te hebben want hij noteert: "Sed non habebatur quod pastor teneretur ire in Keijserbos celebratum, nec tenebatur nisi ad nudum pastoris officium qui pro dolor modo minimus est."