Verslag van de kerkvisitatie van de parochie Nunhem op 18 oktober 1726

tijdens het pastoraat van Jacobus Mertens door Ferdinand M. Paul de Berlo, aartsdiaken van Kempenland, volgens het schema van G. Simenon (Bron: Archief bisdom Luik FI 35-41).

KERK: Is de moederkerk van de kwartkapel van Roggel; patroonheilige is de H. Servatius; de begever is de proost en het klooster van Keizersbosch.

PAROCHIE: Er zijn ongeveer 120 communicanten.

TIENDEN: Het klooster van Keizersbosch bezit de tienden en de pastoor ontvangt er een klein deel van.

PASTORAAT: Volgens het register ontvangt de pastoor vooreerst van het klooster van Keizersbosch 46 pattacons en zeven stuivers; volgens de pastoor wordt hem dat gegeven in de plaats van de grote tienden die het klooster bezit en die jaarlijks ongeveer 12 malder rogge of graan en één of twee malder boekweit opbrengen; hierin zijn niet begrepen een stuk land over de beek in de Kempen op de zandgronden, het Leueveld en het land van Syb Vermeulen aldaar gelegen. De pastoor bezit ook nog tienden op een deel van de Goorecamp in de richting van Nunhem niet ver van de eik; er bestaat een geschil over de vraag hoelang de pastoor hier tienden mag heffen; hoeveel deze tienden opbrengen, weet de pastoor niet, misschien drie of vier malder van diverse graansoorten. Het klooster van Keizersbosch laat aan de pastoor ook nog de kleine tienden van St. Aldegondis, gelegen te Horn en te Haelen, die bij verpachting drie en halve malder rogge en een malder gerst opbrengen en waarvoor de pastoor jaarlijks aan de gemeente Horn een patacon moet betalen. De pastoor bezit daarenboven een tiende te Halen dat voor acht vat rogge, zeven vat gerst en een malder spelt verpacht wordt, de kleine tienden van de bijen, zwijnen, ganzen, spergel en vlas over geheel de parochie behalve in de Boeten, waar hij geen zwijnentienden bezit en in de hoeve van het klooster St. Elisabethsdal, waar hij geen bijentienden heeft; overal waar de proost de roggetienden heft, trekt de pastoor de vlastienden; de verpachting van al deze kleine tienden brengt voor de pastoor ongeveer vijf imperiales of patacons per jaar op. De pastoor bezit naast de pastorij een tuin, een boomgaard en ongeveer een kwart morgen land; hij mag van het kerkhof gebruik maken en heeft bij de molen van St. Elisabeth een kleine weide. Het klooster van St. Elisabethsdal schenkt aan de pastoor uit de tienden van St. Aldegondis en de inkomsten van het St. Barbara-altaar in totaal ongeveer acht malder rogge of graan. De pastoor woont in de pastorie.

KERKFABRIEK: De inkomsten bedragen 15 gulden en negen stuivers en drie vat gerst uit de verpachting van een morgen akkerland; er is een legaat van 400 gulden dat niet betaald wordt omdat de hypotheken door vroegere schuldeisers uitgewonnen werden; de rekeningen worden jaarlijks bij de pastoor en de inwoners ingediend; de kerkmeester wordt slechts voor één jaar gekozen; in verband met de inkomsten maakt de pastoor de bemerking dat sommige sommen betaald worden, andere niet en dat hij uit zijn eigen middelen 10 pattacons voor de kerk heeft uitgegeven; de aartsdiaken concludeert: Gelet op de geringe inkomsten van de fabriek en op het feit dat de pastoor reeds 10 imperiales heeft voorgeschoten ten behoeve van de fabriek, geven wij aan de gemeente opdracht om die som ter gelegenheid terug te geven; kerkmeester is Ruth Croy.

BENEFICIES: Er zijn twee altaren maar geen van beide heeft een fundatie.

KOSTERIJE: Het kosterambt ontvangt van de gemeente de gewone graanschoof en nog wat van de tienden en jaargetijden, alles samen, volgens de pastoor, ongeveer 12 pattacons per jaar; koster is Frans Stocx, jongeman, die voor het feest van St. Jan (23 juni) werd aangesteld en zijn taak behoorlijk vervult.

KERKGEBOUW: De muren, vensters en zoldering van het koor en het schip vereisen geen dringende herstellingswerken; als er dan toch werken moeten uitgevoerd worden, is de pastoor van oordeel dat het koor door de pastoor en het schip door het klooster van St. Elisabethsdal te Nunhem moeten hersteld worden.
KERKGEBOUW-HOOFDALTAAR: Het Allerheiligste wordt op het hoofdaltaar in een veilige plaats bewaard in een zilveren pixis; meestal brandt er dag en nacht licht bij het Allerheiligste; de aartsdiaken concludeert: Wij geven aan de gemeente opdracht ervoor te zorgen dat er bij het Allerheiligste dag en nacht licht brandt zoniet zullen wij maatregelen nemen ten koste van de gemeente.
KERKGEBOUW-DE HEILIGE VATEN: Er is een zilveren pixis, een zilveren en tinnen kelk, een zilveren monstrans en drie zilveren vaatjes; de aartsdiaken concludeert: Gelet op het feit dat de kerkinkomsten niet voldoende zijn om ornamenten te kopen en er geen ciborie is, geven wij aan de gemeente opdracht daarvoor de nodige uitgaven te doen.
KERKGEBOUW-DE ORNAMENTEN: Er is een kruis voor het hoofdaltaar en twee kruisen voor de overige altaren, vier kandelaars die kunnen gebruikt worden en twee die buiten gebruik zijn, een wierookvat, twee tinnen en twee glazen ampullen, twee antependia, zeven kazuifels nl. twee van zijde, een van leder, de andere van andere grondstoffen, er zijn twee witte, een zwarte, een rode, de andere hebben verscheidene kleuren, twee tunieken, vier corporale's, twee goede en drie versleten alben, drie amicten, drie altaardwalen, een handdoek; er zijn zangboeken, een Romeinse graduale, een Romeinse rituaal, die volgens de pastoor door het klooster van Keizersbosch geleverd werden, twee Romeinse processieboeken; al deze boeken zijn in goede staat en geschikt voor het gebruik; er is geen sacristie; de plaats achter het altaar is zo klein dat de priester zich ternauwernood op behoorlijke wijze kan omkleden om het Misoffer op te dragen.
KERKGEBOUW-RELIEKEN: Er zijn geen relieken; bij de altaren of bij de beelden worden er geen offergiften gestort; de kerkmeester doet meestal op zon- en feestdagen een omhaling met de schaal en de opbrengst soms twee, soms drie kwadranten wordt voor de mis benodigdheden gebruikt.
KERKGEBOUW, REGISTERS: De pastoor heeft een register van de dopelingen, huwenden en overledenen; er is geen archiefkist.
KERKGEBOUW-DOOPVONT: De doopvont is in tamelijk goede staat en goed afgesloten.
KERKGEBOUW-TOREN: De toren wordt gewoonlijk door de gemeente hersteld; in de toren hangen er twee klokken, de grootste wordt door het klooster van Keizersbosch, de kleine door de gemeente onderhouden, een derde klok is gebarsten.

KERKHOF: Het kerkhof is afgesloten en de pastoor maakt er gebruik van.

ARMENTAFEL: Volgens de pastoor bedragen de inkomsten 26 gulden en vier stuivers; armenmeester is Ruth Croy.

EREDIENST: Op zon- en feestdagen worden de Vespers gezongen en daarna het Lof; er bestaat evenwel geen fundatie; voor het Lof wordt er catechismusonderricht gegeven zonder speciale fundatie; er bestaan negen jaargetijden die allen op de vereiste dagen worden aangekondigd en opgedragen: voor Henricus Stolders op 30 november, voor Michiel Oems gewezen pastoor alhier, op 20 maart, voor Arnold Stock op 9 april, voor Grieten Nyskens op 9 september, (hiervoor betaalt Herman Janssen ieder jaar drie gulden aan de pastoor), voor Johan Vermeulen op 21 januari (hiervoor betaalt Hendrik Verstegen één gulden aan de pastoor), voor Godfried Pyls en Johanna Meyssens op 21 juni (hiervoor betaalt Marten Stock acht stuivers aan de pastoor), voor Gerardus Odenhoven op 15 juli (hiervoor ontvangt de pastoor een gulden, maar de inkomsten van vier asses zijn verloren), voor Jacob Verheggen op 26 augustus (hiervoor betaalt Dirk Praetorius acht stuivers aan de pastoor), voor Maria Stock op 23 september (hiervoor moeten Dirk Praetorius en Jenneken Vermeulen aan de pastoor één gulden betalen, maar Dirk Praetorius betaalt niets). Daarenboven zijn er nog enkele andere jaargetijden die evenwel niet opgedragen worden omdat er geen betaling gebeurt; op zon- en feestdagen worden onderrichtingen gegeven volgens de mandaten van de bisschop.

VARIA: Er is een enkele clericus, nl. de subdiaken François N. Wittenhorst, afkomstig en wonend te Luik, die de kleine wijdingen in het bisdom Roermond ontving; de aartsdiaken concludeert: Wij manen alle parochianen aan om met ijver de parochiediensten bij te wonen en gedurende de diensten geen drinkpartijen of eetmalen te houden; de pastoor zal de overtreders aanbrengen en de fiscus zal tegen hen optreden.