Jean Adams, Priester-Schilder, een beknopte biografische schets van de pastoor van Nunhem van 1939-1952, door Sef Adams.

Jean Adams was priester en schilder. Hij wist een opofferend priesterleven te combineren met veelzijdige artistieke bezigheden. Die twee polen vormen de hoofdlijnen waarlangs de biografie van Jean Adams geschetst kan worden.

Als priester-schilder was hij was een markante persoonlijkheid en had een belangrijk aandeel in de culturele emancipatie van katholiek Limburg. Zo was hij in zijn Nunhemse tijd o.a. lid van de Bisschoppelijke Bouwcommissie van het bisdom Roermond, vicevoorzitter van de Voorlopige Raad voor de Kunst, lid van de jury voor rijksaankoop van kunstwerken en lid van de jury voor de Koninklijke Subsidie. Als gevolg van al deze verbindingen van Adams met de "randstad" en de impact van zijn "netwerk" op het culturele leven in de provincie Limburg, leverde hem dat bij de een lof en bewondering op en bij de ander bittere kritiek en verguizing.

Jean Adams zelf zegt daarover in een brief vanuit Nunhem aan de kunstenaar Aad de Haas, in de tijd van het kabaal rond de kruiswegstaties van de Haas in het kerkje van Wahlwiller, eind veertiger jaren: "Ik wil U alleen nog schrijven, dat de invloed van de Eyckianen niet zoo groot is als het lijkt. Ook "schuimt" dit alles te veel. Dat deze menschen mij belachelijk trachten te maken en mij als dilletant voorstellen, moeten zij zelf weten. Ik beschouw dit als een groote eer. Trekt U zich van hun uitspraken niets aan. Zij beschuldigen anderen van chauvinistisch provincialisme en meenen van zichzelf, dat ze cosmopolitisch en van groote beweging zijn, als ze even over de grens in Smeermaas of in Hasselt af en toe een borrel gaan drinken".

In diezelfde brief aan Aad de Haas gaat Jean Adams ook nog even in op de opwinding over zijn boekje "De oude appelboom": "Als ik een onnozel boekje schrijf voor de menschen, dan weten deze heeren heel goed dat dit boekje bedoeld is om hier en daar een mensch gelukkig te maken en hem wat levenswijsheid te geven, maar omdat zij de grond van dit boekje voelen als een verwijt aan hun eigen vooze levenshouding, een verwijt aan een essentieel gemis aan waarachtige levenscultuur, wordt dit boekje evenzeer vervloekt als de Catechismus".

Bewondering en verguizing

We spraken over lof en bewondering voor de priester-schilder Jean Adams bij de een, en bij de ander over bittere kritiek en verguizing. Zo werd het schilderkundig werk van Jean Adams reeds tijdens zijn leven anders beoordeeld dan zijn persoon. Paul Haimon vatte dat ooit zo samen: "Hij werd om zijn markante persoonlijkheid, vol mededeelzame gaven gewaardeerd, zelfs bewonderd en gevierd, maar zijn schilderijen ondervonden, ook toen hij met geheel rijp werk verscheen, een terughoudende benadering".

Daar tegenover stelt Haimon: "In zijn omgang met mensen van allerlei slag, befaamde kunstenaars en eenvoudige boeren, geslaagde intellectuelen en toegewijde gedienstigen, wanneer hij optrad als redenaar of als hij deelnam aan commissieoverleg, als leraar voor de klas en als priester in de kerk aan het altaar of op de kansel, kwam hij boeiend over. Zijn uiterlijke gelijkenis met beroemde kunstenaars uit zijn tijd, de filmspeler Emil Jannings, de grote acteur Albert van Dalsum, de schilder Henri Jonas, was opvallend. Hij had hen alle drie goed gekend en was met elk van hen wel eens verwisseld".

Biografische gegevens

De biografische gegevens van Jean Adams zien er als volgt uit: Geboren op 3 februari 1899 te Reydt, groeide hij op in Beegden; deed het gymnasium te Weert en studeerde filosofie en theologie te Rolduc en Roermond. In 1923 werd Jean Adams priester van het bisdom Roermond. Daarna volgden opleidingen in Tilburg aan de RK Leergangen; en in Amsterdam aan het Rijksinstituut voor de opleiding van tekenleraren en aan de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten. In 1927 wordt hij tekenleraar aan de scholen van Rolduc; in 1936 kapelaan te Ospel; en in 1939 pastoor te Nunhem. Eind 1952 krijgt hij van de bisschop van Roermond dispensatie van zijn pastorale taken en kan hij zich helemaal aan de kunst wijden in de tot atelier en woning omgebouwde Fuus te Ell. Op 27 november overleed hij te Weert en werd begraven te Ell op het RK kerkhof.

Paul Haimon kwalificeert het publieke leven van de priester-schilder Jean Adams drievoudig: "In de periode dat hij tekenleraar was op de scholen van Rolduc, van 1923 tot 1936, gaf hij zijn leerlingen als opdracht te leren zien, en als levenswijsheid dat alles een kwestie is van de juiste verhoudingen, de kunst maar ook de levensstijl. Als pastoor van Nunhem boodschapte hij aan zijn dorpsgenoten de glorie van de kleine dingen, die zich gehoorzaam aan hun natuur invoegen in een groots gelukkig makend verband. Toen hij in Ell als schilder werkte, was de boodschap het schilderij zelf, het kon een mystieke innige Ichthus zijn, of een landschap bij Gemenos, of een mandje met drie appels".

Pastoor van Nunhem (1939-1952)

In deze schets over Jean Adams beperken we ons tot Nunhem. Hij was pastoor van de Servaasparochie van 1 oktober 1939 tot 1 december 1952. Behalve dat hij de parochie als pastoor door de oorlogsjaren heen leidde, zette hij zich zeer in voor de Servaasverering, schilderde hij het interieur van de Servaaskerk, deed de kerk drie glasramen cadeau en bouwde hij in Nunhem een klein cultureel centrum het Servaashuis geheten. Overigens dat Servaashuis werd begin tachtiger jaren afgebroken en de pogingen van de Jean Adams Stichting om het Servaashuis te Nunhem aan te kopen werden niet gehonoreerd door het toenmalig kerkbestuur.

Op 10 december 1939 werd Jean Adams geïnstalleerd als pastoor van Nunhem door deken Rhoen van Roermond. "En ik vond het van veel betekenis dat hij in zijn toespraak mijn kunst memoreerde evenals hij dat 's avonds aan tafel in zijn speech deed", noteert Jean Adams in zijn aantekeningen.
In 1940 (nog voor de inval van de Duitsers) wordt het Servaashuis gebouwd. Ook wordt de parochiekerk vergroot met een kinderkapel en een bijsacristie. In mei van dat jaar stapt ook Nunhem de tweede wereldoorlog binnen. Pastoor Adams noteert hierover: "10 Mei, in de zonnige morgen kwamen de Duitsers binnen vallen. Heel Nunhem vluchtte in de bossen. Ik bleef op de pastorie. Slechts een paar dagen zijn soldaten met de staf in het dorp geweest. De Duitsers gedroegen zich correct. Mijn schone plannen schijnen in duigen te vallen. De Servaasprocessie gaat niet door. De oefeningen aan de Sint Servaasberg voorlopig ook niet". Aan het einde van de pinksterweek noteert hij echter: "De Sacramentsprocessie mag door gaan. De oefeningen op aan Sint Servaas zullen op 26 mei beginnen".

In 1941 wordt een Madonna-plaquette in terra-cotta gemaakt door de pastoor en aangebracht aan een van de gevels van de Servaasschool (nu aan de gevel van de "huiskamer van het Leudal" van café Houben); de parochiekerk wordt verrijkt met een schilderij van de hand van de pastoor zelf, titel: "de evangelie zaaiende Christus".

In 1942 komt men de kleinste kerkklok uit de toren halen. Deze was gevorderd door de Duitsers, de andere twee klokken (gegoten in 1492) worden beschouwd als monument en mogen blijven hangen. Ondanks de cultuurkamer begint pastoor Adams op eigen kosten in dat jaar met de muur-beschildering van het priesterkoor in de kerk. De pastoor zelf is uitvoerder van de beschildering. Pierre Cleevers uit Grubbenvorst is zijn hulp en helper.

In november 1944 is voor Nunhem de 2e wereldoorlog afgelopen. Pastoor Adams noteert hierover: "8 oktober 1944 is een 'dies ater' (zwarte dag). 's Zondags na de hoogmis is er razzia aan de kerk. Alle mannen en jongens waren gewaarschuwd en hadden zich verborgen in de bossen. De pastoor moest tenslotte ook in de bossen vluchten. De SD steekt het huis van kerkmeester Boonen in brand. De pastoor blijft 3 weken gedwongen ondergedoken. In oktober plundertochten der barbaren, 16 november bevrijding door de Engelsen, drie en een halve maand onder granaatvuur. De kelder van de kerk is een algemene schuilkelder". En vier maanden later "Op 1 maart 1945 werd Roermond bevrijd en waren de Engelsen gauw vertrokken uit de parochie. Goddank! De school was erg beschadigd en het Servaashuis eveneens". En dan: "De parochie telt enige oorlogsslachtoffers: Pierre Caris van de Rijksweg, die in Duitsland te werk gesteld was en in een kamp overleed; Henri Aelmans werd getroffen bij een bombardement van de Duitsers op Nunhem en Petrus Smeets door een scherf van een Engelse bom, toen hij in het veld werkte. Van Karel Simmelink, zoon van het hoofd der school, is tot nu toe niets meer gehoord. Tot september 1944 was hij in de gevangenis te Maastricht, opgehaald door de Duitsers, tegelijkertijd met kapelaan Goossens uit Echt, die bij Simmelink was ondergedoken".

Na de oorlog

In 1947-48 werd de beschildering van de kerk van Nunhem hernomen en voltooid. De pastoor is nu alleen uitvoerder. In 1947 schenkt hij een door hem geboetseerd kruisbeeld aan de kerk en in 1949 een opaline voorstellende O.L.V van Altijddurende Bijstand, die was uitgevoerd door de firma Mestrom te Bunde. Op de plaats waar nu het tabernakel is geplaatst en de Sint Jozef-panelen zijn aangebracht was door hem de volgende tekst op de muur gepenseeld, (nu achter de houten lambrizering verdwenen): "de beschildering van de kerk, begonnen in 1942, werd in sept. 1944 onderbroken ten gevolge van plundertochten en barbaarsche terreur der duitschers. na de bevrijding van nunhem door de engelschen op 16 nov. 1944 onderging de parochie gevaar van de oorlogshandeling. Dankbaar dat deze parochie-kerk van sint servatius gespaard bleef, werd. het werk in 1947-1948 hernomen en voltooid door de schilders jean adams, pastoor van nunhem en pierre cleevers uit grubbenvorst".

Op 9 december 1951 maakt het kerkbestuur bekend dat het een pijporgel heeft aangekocht. Reeds 23 maart 1952 wordt het orgel in gebruik genomen. In 1952 worden drie ramen in de absis van de Nunhemse kerk geplaatst, voorstellende de vier Evangelisten en de Goede Herder. De ramen zijn het artistiek afscheidscadeau van pastoor Jean Adams aan Nunhem. De ramen werden door hemzelf ontworpen, uitgevoerd bij de fa Mestrom in Bunde (de koppen werden zelfs drie maal opnieuw gebrand) en door hem zelf betaald.

Servaasverering

Pastoor Jean Adams heeft zich gedurende zijn pastoraat evenals zijn voorgangers zeer ingespannen voor de Servaasverering. In 1946 geeft hij in zijn toen verschenen boek "De oude appelboom", een beschrijving van de godsdienstige zondagmiddag bijeenkomsten, die tijdens de zomermaanden aan de Servaasberg in Nunhem werden gehouden. Dat heette toen Servaasoefening. In citaat: "Iederen zondag in den zomer is er op den Sint Servaasberg een oefening met een preek in open lucht. De menschen zitten in de schaduw van de boomen. Een hondje kruipt onder de banken door. Er staan wat kinderwagens en er huilt ergens een kindje. Ik sta te preeken onder een dorren denneboom op een van ruwe takken geïmproviseerden preekstoel. Tegen de dorren stam hangt een kruis. De menschen zitten stil op de banken en luisteren met zoo'n inspireerende aandacht, dat de priester, die de gave van de gewijden redenaar niet mocht bezitten, ze hier krijgt opgedrongen. De boomen staan in de zon te ruischen, de lucht is blauw of hangt vol wolken. Er is geen schooner kerkinterieur denkbaar. Vogels fluiten, soms slaat een nachtegaal en soms is het de wielewaal. Een boekvinkje is steeds ijverig in zijn deuntje en af en toe schettert de Vlaamsche gaai als een uitbundige kwajongen. (..) Na deze preek komen al deze menschen de relikwie vereeren. Al die Limburgsche koppen trekken aan mij voorbij. (..) In iedere kop staat een levensbeschrijving. En in ieder leven speelt Sint Servaas zijn rol".

Servaashuis en Servaaskring

Nog voor de tweede wereldoorlog uitbrak werd door pastoor Jean Adams in Nunhem begonnen met de bouw van het Servaashuis, dat naar zijn eigen in januari 1940 neergeschreven woorden moest dienen "als middel ter behartiging van de geestelijke en culturele belangen van dorp en streek". In feite was de bouwheer van het Servaashuis de Servaasbroederschap en de surplus aan benodigde bouwfondsen werd bijeengebracht door de vele vrienden van Jean Adams, waaronder mevrouw Geenen-Krul van Sint Elisabeth. Met Kerstmis 1940 was het Servaashuis voltooid en werd door de Nunhemse parochiegemeenschap in gebruik genomen met een uitvoering van het door pastoor Adams geschreven kerstspel: Sint Jan de Landloper. Met vastenavond 1941 werd het door hem geschreven toneelstuk De Visch twee maal opgevoerd. In het voorjaar 1941 werd het door pastoor Jean Adams gemodelleerde en zelfgekapte Servaasbeeld aangebracht op de gevel van het Servaashuis. Op Sacramentsdag 1941 wordt het Servaashuis plechtig ingewijd en tegelijkertijd een tentoonstelling geopend van werk van Limburgse kunstenaars. Tot de exposanten behoren: Kees Baard, Edmond Bellefroid, Charles Eyck, Jan Hul, Huub Levigne, Henri Jonas, Joep Nicolas, Piet Peters, Jules Rummens, Harrie Schoonbrood, Emile Sijben, Christof Thissen, Leo van Waegeningh, Paul Windhausen en pastoor Jean Adams.

Bij het Servaashuis behoorde ook de door Jean Adams opgerichte Servaaskring, die in de jaren 1941/42 haar culturele activiteiten begint. "In dit winterseizoen werden een reeks avonden gehouden, die niet hebben nagelaten indruk te maken op de vele belangstellenden uit deze streek. Deze culturele avonden werden gegeven door o.a. de priester-schilder Jean Adams; de priester-dichter Jacques Schreurs; Toonkunstkoor Oprheus-Blerick; de priester-econoom prof.J.Cobbenhagen; de acteurs Eduard Verkade, Albert van Dalsum, Laudi Nijhoff; de priester Henri de Greeve. Verder werd een Rembrandt- en een Jonas-avond gegeven; er was een druk bezochte cursus van 10 avonden in cultuur en kunstgeschiedenis", aldus de inleiding van de tentoonstellingscatalogus van augustus 1946. Toen werd in het Servaashuis een tentoonstelling gehouden van Limburgse en Brabantse schilders. We noemen in willekeurige volgorde de exposanten: Egbert Dekkers, Jan Hul, Jean Adams, Harrie Schoonbrood, Edmond Bellefroid, Henri Jonas, Huub Levigne, Jan Dijker, Hendrik Wiegersma, Charles Eyck en René Smeets. Deze tentoonstelling werd o.a. bezocht door koningin Wilhelmina, de gouverneur van Limburg, mr.dr.F.Houben en door de minister van Onderwijs Kunsten en Wetenschappen, Jos Gielen.
In het seizoen 1946-51 kwamen voor de Servaaskring in Nunhem met voordracht, lezing, recital en dans o.a. Joep Nicolas, Eduard Verkade, Pieter van der Meer de Walcheren, Henri 't Sas, Lia Palla, Edith Farnady, Do van Dalsum-Mogendorf en Antoinette de Visser. In augustus 1947 exposeerde Jean Adams zelf in het Servaashuis; in de zomer van 1948 werd een grote Jonas-tentoonstelling gehouden; in 1949 hing er een overzicht van het werk van de schilderende dokter uit Deurne, Hendrik Wiegersma; in 1949 gevolgd door een overzicht van recent werk van Mathieu Wiegman.
In 1951 zijn het de Roermondse schilders die in het Servaashuis exposeren: Jeanne Groenendael, Leo van Wageningh, Alphons Windhausen, Mathieu Boessen en Jean Adams zelf.
De landelijke pers heeft zich inmiddels ook geïnteresseerd voor het Nunhemse Servaashuis: De Maasbode schrijft in augustus 1947 naar aanleiding van de expositie van pastoor Jean Adams onder de kop "Een goed schilderij is belangrijker dan vele preken"; het Binnenhof heeft het in februari 1949 over "Jean Adams, pastoor, schilder, schrijver"; terwijl de Maasbode op 21 januari 1951 zelfs kopt met: "Nunhem, het Sint Martens Lathem van het noorden".

Op 26 november 1952 is het gedaan met de artistieke alsook met de pastorale activiteiten van pastoor Jean Adams in Nunhem. In zijn geschriften noteert hij in december 1952: "Op mijn verzoek is mij eervol ontslag verleend met ingang van 1 december. Op 3 december werd rector Neuss (Boekoel) als opvolger benoemd. Aan mijn opvolger wens ik een gelukkig pastoraat in Nunhem en beveel me aan in zijn gebeden. Raptim transit... Adieu Nunhem".

Litteratuur: J.Adams, Nunhem, een oude Servaasparochie (Nunhem, 1978), pp.61-63 en 86-87; Paul Haimon/Frits Widdershoven: Limburgse Schilders (Heerlen/Hasselt 1979); Paul Haimon: Jean Adams, priester-schilder (Ell 1976); P.Frederiks: Wahlwiller (Porte Folio 1996); Moniek Dickhaudt en Marjet Beks: HedendaagscheLimburgssche Kunst 1937, Retrospectie Reconstructie 1999 (z.p)