De Sint Servatiuskapel te Nunhem, opgetekend 22 juni 1874 door Joannes Jeuken

Op een zachtglooiende heuvel onder een lommerrijk geboomte verscholen, ligt in dit dorpje een van oudsher bekende kapel, toegewijd aan de H. Servatius. Sinds onheugelijke tijden wordt zij door vrome personen van alle rang en stand druk bezocht, om er den H.Servatius te danken voor het licht des geloofs aan onze voorouders verkondigd, om zijn bescherming over Limburgs kerk af te smeken, doch vooral om er genezing van koorts en andere ziekten te verwerven. Naast de kapel ontspringt eene bron van het zoetste en helderste water, dat in een put samenvloeit. Nimmer zal de pelgrim verzuimen zich met een dronk van dit heilzaam water te laven of er zijn flesje voor een dierbare zieke mee te vullen. Heil den gelovige lijder, die er Sint Servatius met vertrouwen aanroept; en al gelooft hij in zijn eenvoud Sint Servatius' hulpe voor een zilverstuk te koop, zoo zal toch zijne goede meening, zijne hoop niet beschamen. Wee hem echter, die zich over de vrome pelgrim durft vrolijk te maken of Sint Servatius' gunsten veracht!< Hij heeft het lot te duchten van een spotter, die een loopje met enige trouwe vereerders van Sint Servatius wilde nemen, hen schertsener wijze toeriep, "dat de heilige man niet thuis was, maar in het bos hout sprokkelde". Op hetzelfde ogenblik gevoelde hij een rilling door zijn leden en werd door de koude koorts aangetast.

[Bron: Joannes Jeuken (1851-1908) in: H.Welters, Limburgsche Legende, Sagen, Sprookjes en Volksverhalen, deel I (1875), p70].