O.L.Vrouw van Ommel te Nunhem II

De versie van P.Abrahams van de versies van P.Kemp(1924) en H.Welters (1875) van Het Lieve Vrouwebeeld van te Nunhem, opgetekend 22 juni 1874 door Joannes Jeuken.


Kemp verhaalt, evenals Welters: dat in mei 1813 de zusters van Ommel Nunhem verlieten. Zij namen het miraculeuze beeldje natuurlijk mee. De legende verhaalt dat het beeldje tot tweemaal toe naar Nunhem terugkeerde en er 's morgens weer, nog vochtig van de dauw der weiden werd gevonden op een haag, die om de kloostertuin groeide. De derde maal werd het beeldje in processie afgehaald en naar Asten gevoerd en daar bleef het tot de kapel in Ommel hersteld was. Dit verhaal leefde ook nog in de volksmond.

Zoals de geschiedenis verhaalt over het beeldje, vond het telkens terugkeren van het genadebeeldje, naar een paal van een weideafrastering in Ommel zelf plaats. De zusters vertrokken in 1798 uit Nunhem, verdreven door de Fransen. Een 20-tal zusters verbleef vervolgens op Waerenberg te Haelen, waar ze kort na elkaar kwam te overlijden. De twee laatst overgebleven zusters lieten hun rector het genadebeeldje terugbrengen naar Asten (1814). Van een processie kon geen sprake zijn, want er was een processieverbod.

Het verhaal wijst erop dat O.L.Vrouw van Ommel, in tegenstelling tot wat Dom J.de Jong beweert, wel geëerd is geworden in Nunhem. Men kende de legende ervan, welke echter verbasterd werd doorverteld. Nog 60 a 70 jaar later gingen er in de meimaand, vanuit Nunhem mensen te voet naar Ommel.

[P.Abrahams, Rondje Graoveberg en Krommenets (Maasbree, 1980), p.50]