De schat van de Gravenberg,

De versie van P.Kemp van de derde alinea van Welters' versie van De Gravenberg, opgetekend 22 juni 1874 door Joannes Jeuken


Een jongeman, die de Gravenberg in het Neerdal passeerde, bemerkte in de berg een opening die hij vroeger niet had gezien. Hij trad nader en zag een ijzeren ketel staan, tot aan de rand gevuld met goudstukken, Op hetzelfde ogenblik dat hij de ketel wilde aanraken om hem weg te dragen, zal hij een zo verschrikkelijke gestalte, dat hij op de vlucht ging. Zo ontmoette hij een jager uit Roggel en vertelde hem wat hij had gezien, De jager ging mee, maar de opening was verdwenen, Wel hoorden beiden de stem van de berggeest, die hen spottend toeriep: "Ik ben niet gevonden en zal ook nooit gevonden worden"'.

[De derde alinea van de versie van H. Welters van De Gravenberg werd zonder bronvermelding overgenomen door P.Kemp, Limburgs Sagenboek (Maastricht 1924), onder de titel: De schat van de Gravenberg]